Rechten en procedures bij uithuisplaatsing en OTS


Bij een uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling (OTS) komen veel rechten, plichten en procedures kijken. In dit artikel bespreken we deze processen en rechten, zodat jij als ouder je kunt voorbereiden op de verschillende stappen.

Wat is OTS?

OTS (ondertoezichtstelling) is een juridische maatregel waarbij jeugdzorg tijdelijk verantwoordelijk is voor de opvoeding en zorg van een kind, wanneer dat de ouders niet goed lukt. Bij OTS kijkt er een gezinsvoogd mee in het gezin en helpt bij het nemen van beslissingen over de opvoeding. De ouders houden bij een OTS wel het ouderlijk gezag over het kind.


“Er is een belangrijk verschil tussen een voogd en een gezinsvoogd. Als er sprake is van een voogd, dan ligt al het ouderlijk gezag bij de voogd. Bij een gezinsvoogd is er sprake van een OTS en heb je gedeeld gezag met de ouders.” – Ronald, gezinsvoogd

De rechter legt de ondertoezichtstelling voor maximaal een jaar op. Daarna kan de rechter de OTS steeds met een jaar verlengen. De OTS kan ook gestopt worden, bijvoorbeeld doordat de situatie thuis verbeterd is of je kind 18 jaar wordt.

Verschil tussen vrijwillige uithuisplaatsing en OTS

Als er zorgen zijn over de ontwikkeling van een kind, kan de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) een onderzoek starten. Soms blijkt uit het onderzoek dat vrijwillige hulp onvoldoende is. De Raad dient dan een verzoek in bij de rechter voor een ondertoezichtstelling (OTS). Ook ouders kunnen de rechter vragen om een OTS.

De procedures voor een vrijwillige uithuisplaatsing en OTS zijn verschillend en niet per se met elkaar verbonden. Ook bij een vrijwillige uithuisplaatsing kan er namelijk sprake zijn van OTS.

Bij een verplichte uithuisplaatsing is er wel altijd sprake van OTS. De rechter kan beslissen dat een kind tijdelijk ergens anders moet wonen, omdat de doelen die voor de ondertoezichtstelling gesteld zijn thuis niet bereikt kunnen worden.


“Bij gedwongen hulpverlening spreekt de kinderrechter een jeugdbeschermingsmaatregel uit en wijst een gecertificeerde instelling (GI) aan voor de uitvoering. Een machtiging van de kinderrechter is altijd nodig bij een uithuisplaatsing of ondertoezichtstelling (OTS) – Ronald, gezinsvoogd


Wie dient verzoeken in en neemt beslissingen?

Als er een bedreiging is voor de ontwikkeling van een kind kan de Raad voor de Kinderbescherming of de gecertificeerde instelling de rechter vragen om een OTS uit te spreken. Als de rechter besluit dat een OTS nodig is, betekent dit dat er een gezinsvoogd met het gezin meekijkt en helpt bij het nemen van beslissingen over de opvoeding.

De Raad voor de Kinderbescherming of de gecertificeerde instelling heeft contact met het gezin en kan, op basis van hun bevindingen, de rechter verzoeken om een jeugdbeschermingsmaatregel. De kinderrechter beoordeelt dan op basis van de onderzoeksrapporten van de jeugdbeschermingsorganisaties of een jeugdbeschermingsmaatregel nodig is.

Gemeenten zijn altijd betrokken bij indicaties en beschikkingen. Een machtiging voor gesloten jeugdzorg kan worden aangevraagd door een gemeentelijk regieteam.



Een uithuisplaatsing wordt altijd getoetst door de kinderrechter. Als ik als gezinsvoogd een verzoek indien bij de rechtbank, dan moeten we dat altijd zorgvuldig motiveren. De mening van de ouders moet vermeld zijn en de rechtbank toetst of het verzoek aan alle juridische voorwaarden voldoet. Na het verzoek en de zitting komt er een beschikking. Dit is afgewogen beslissing van de rechtbank met een gewogen beschikking over de uithuisplaatsing.” – Ronald, gezinsvoogd


Rechten en hulpverlening

Een OTS wordt principe voor een jaar afgegeven en moet daarna ieder jaar worden verlengd door de kinderrechter.

Als een kind daarnaast uit huis geplaatst is, beoordeelt de kinderrechter ook of een kind weer terug naar huis kan of dat het beter is dat het ergens anders blijft wonen. Die beslissing baseert de rechter op de uitkomsten van het perspectiefonderzoek.

Als er sprake is van een vrijwillige plaatsing of een voogdijplaatsing (ouders hebben hier geen gezag (meer) over het kind) kunnen pleegouders blokkeren dat een kind terug naar huis gaat. We noemen dit het blokkaderecht.

Het perspectiefonderzoek

Het perspectiefonderzoek wordt gedaan door de gecertificeerde instelling. Er wordt gekeken of ouders in staat zijn om de opvoeding en de verantwoordelijkheid voor het kind te dragen. In de wet staat dat als blijkt dat dit na een redelijke termijn nog steeds niet het geval is, het mogelijk is dat de gecertificeerde instelling of de Raad voor de Kinderbescherming de rechter vraagt om het gezag van de ouders af te nemen. Uit eerdere uitspraken van de rechter blijkt dat deze termijn meestal zo'n twee jaar is.

Als blijkt dat terugkeer niet mogelijk is, kan perspectiefplaatsing volgen. Hierbij wordt het kind voor langere termijn in een pleeggezin of ander opvanggezin geplaatst.


“Ik ging ieder jaar naar de rechtbank om mijn verantwoordelijkheid te tonen, ook al kon ik tijdelijk niet voor mijn kind zorgen. In een rechtszitting werd plotseling over perspectiefplaatsing gesproken, zonder dat dit met mij was besproken. Als ik niet in de rechtbank was geweest, zou ik mijn kind tot zijn achttiende kwijt zijn geweest. Als ouders niet binnen anderhalf jaar kunnen laten zien dat het kind terug kan, wordt vaak een gezagsbeëindigende maatregel zoals perspectiefplaatsing genomen.” - Nelly


Blokkaderecht van pleegouders

Ook pleegouders hebben bepaalde rechten als ze een pleegkind opvangen. Soms hebben zij een andere kijk op de pleegzorgplaatsing dan de ouders of de jeugdbescherming en verschillen zij van mening over een terug- of overplaatsing.

Het blokkaderecht is er om ervoor te zorgen dat de opvoedsituatie zo stabiel mogelijk blijft. Dus als de pleegzorgorganisatie besluit om een pleegkind over te plaatsen of terug te plaatsen, dan kunnen de pleegouders gebruikmaken van het blokkaderecht. De ouders of de jeugdbescherming moeten de rechter dan om toestemming vragen om het kind alsnog over te plaatsen.

Pleegouders kunnen alleen gebruikmaken van het blokkaderecht als:

  • het pleegkind langer dan een jaar in het pleeggezin woont;
  • het om een vrijwillige plaatsing of een voogdijplaatsing gaat;
  • degene die de overplaatsing aanvraagt een ouder met gezag of een jeugdbeschermer is.

Recht op bijstand

Vaak denken ouders pas aan het inschakelen van bijstand als ze door een rechter worden opgeroepen. Maar al veel eerder is het mogelijk om je door iemand te laten bijstaan. Dat kan bijvoorbeeld een familielid zijn dat meegaat naar de gesprekken bij de kinderbescherming of de gecertificeerde instelling.

Ook kan dat een cliëntondersteuner zijn die je via de gemeente kunt aanvragen. De hulp van een cliëntondersteuner is altijd gratis voor de hulpvrager. Zij worden betaald vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Jeugdwet.

Een buddy, zoals de buddy's vanuit Ouderpeil.nl, kan ook met je meegaan naar gesprekken. Voordat je iemand meeneemt, is het wel belangrijk om aan te geven dat je van plan bent om iemand mee te nemen en wie dat is.

"Je hebt altijd recht op bijstand. Door tijdsdruk trekken jeugdwerkers soms te snel conclusies. Bij een van mijn cliënten, een moeder die haar kinderen niet naar boven stuurde tijdens een gesprek met een gezinsvoogd omdat ze geen geheimen voor hen had, werd ten onrechte geconcludeerd dat ze de kinderen belastte met volwassen problemen. De jeugdwerker gaf later toe dat de situatie verkeerd was beoordeeld, maar zei ook dat als ik er niet was geweest om als cliëntondersteuner die brug tussen ouder en hulpverlening te bouwen, het heel anders had kunnen aflopen."  – Sabrina



Conflicten tussen ouders en RvdK

Wie het gezag heeft bij een uithuisplaatsing is per situatie verschillend, maar in veel gevallen houden de ouders het ouderlijk gezag. Wanneer een rechter OTS uitspreekt, kan het zo zijn dat de ouders het gezag houden, maar wel alles in overleg met de gezinsvoogd moeten beslissen. Zij delen dan als het ware het gezag.

Ouders die hun kind tijdens de OTS niet zelf kunnen opvoeden of misbruik maken van hun gezag, kunnen het gezag kwijtraken. Het is aan de kinderrechter om hier een beslissing over te nemen. Het verzoek hiervoor komt meestal bij de Raad voor de Kinderbescherming of de gecertificeerde instelling vandaan.

Wat als je het niet eens bent met de Raad voor de Kinderbescherming?

Het kan zijn dat de Raad voor de Kinderbescherming een beslissing neemt waar jij het niet mee eens bent. In dat geval kun je als ouder een klacht indienen bij de Raad voor de Kinderbescherming. Op de site van de Raad voor de Kinderbescherming vind je hoe je dat kunt doen.

Richtlijn uithuisplaatsing en terugplaatsing

Om te bepalen wanneer er volgens de jeugdhulpverleningsorganisatie een jeugdbeschermingsmaatregel zoals OTS of een gedwongen uithuisplaatsing nodig is, zijn er – in samenwerking met het Nederlands Jeugdinstituut – verschillende richtlijnen opgesteld. De Richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing helpt jeugdprofessionals om een beslissing te nemen of zij vinden dat een kind wel of niet uit huis moet worden geplaatst.

Vrijwillig kader: jeugdbeschermingstafel

Dreigt er een onveilige situatie voor je kind te ontstaan en is er nog geen verplichte hulp, maar is er niet duidelijk of dit binnen het vrijwillige kader kan blijven? Of is er juist sprake van een ondertoezichtstelling en wil de gezinsvoogd de OTS laten beëindigen? Dan kun je als ouder te maken krijgen met een zogenoemde Jeugdbeschermingstafel (JBT).

Bij dit overleg bekijken meerdere partijen zoals de gecertificeerde instelling, de gemeente en andere jeugdhulpverleningsinstanties samen met de ouders en het kind welke hulp er nodig is.

Bij het overleg is ook een raadsonderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. Afhankelijk van de uitkomst van het gesprek bepaalt de raadsonderzoeker of de hulpverlening vrijwillig kan blijven of dat er een beschermingsonderzoek gestart moet worden en er zo eventueel verplichte hulp ingezet kan worden.

Als uit het beschermingsonderzoek vervolgens blijkt dat verplichte hulp noodzakelijk is, dan kan de Raad voor de Kinderbescherming de rechter vragen om een machtiging voor een uithuisplaatsing of ondertoezichtstelling. In principe start de procedure rondom de uithuisplaatsing van een kind pas na het onderzoek van de Raad.

Afkortingen

In procedures kun je verschillende afkortingen tegenkomen, bijvoorbeeld in de procedure voor een ondertoezichtstelling. We zetten de meest gebruikte afkortingen in procedures hieronder op alfabetische volgorde en vertellen waar de afkorting voor staat.

  • AMK: Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (tegenwoordig Veilig Thuis)
  • AMW: Algemeen maatschappelijk Werk
  • ASHG: Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (tegenwoordig Veilig Thuis)
  • BW: Burgerlijk Wetboek (de wet waarin de ondertoezichtstelling is beschreven)
  • CI: Crisisinterventie
  • GI: Gecertificeerde Instelling
  • IPT: Intensieve Pedagogische Thuishulp
  • IVRK: Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind
  • JB: Jeugdbescherming
  • JZP: Jeugd en Zeden Politie
  • MUHP: Machtiging uithuisplaatsing
  • NJI: Nederlands Jeugdinstituut
  • OM: Openbaar Ministerie
  • OTS: Ondertoezichtstelling
  • RvdK: Raad voor de Kinderbescherming
  • SEZ: Spoedeisende Zorg
  • SMART: Specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden (hier moeten doelen aan voldoen)
  • UHP: Uithuisplaatsing
  • VOTS: Voorlopige ondertoezichtstelling
  • VT: Veilig Thuis

Meer weten over dit onderwerp?

Lees ook het artikel " Procedures bij kinderbescherming: Wat ouders moeten weten".


Heb jij vragen of wil jij jouw verhaal delen? Meld je dan gratis aan voor het Ouderportaal.