De Amsterdamse pleegouders Kim Postma en René Wokke (†2018) zorgden op hun woonboot in Amsterdam meer dan tien jaar lang voor pleegpubers in crisis. Bijvoorbeeld: een jongen wiens moeder in de schulden was geraakt. Een meisje dat door haar Afghaanse familie werd geslagen omdat ze ‘te veel was verwesterd’. En een jongeman die gewapend en al een benzinestation had overvallen.
‘Niet naar beneden schieten, want dan gaat de boot lek’, had René tijdens de eerste kennismaking tegen de jongen gezegd. De grap werd niet door iedereen begrepen, maar de jongen zelf had er goed om gelachen en daarmee was de basis voor een vertrouwensrelatie gelegd.
Laat maar komen! Crisisopvang van pleegpubers
Humor was sowieso een effectief wapen om bijzondere situaties een beetje te kunnen relativeren. Zoals die keer dat een van de kinderen per ongeluk een feestje voor 1500 gasten aan de Amstel organiseerde. Of toen een pleegjongen met een lager IQ wegliep van huis omdat hij de broccoli van René niet lekker had gevonden.
In hun boek ‘Laat maar komen’ hebben Kim Postma en René Wokke al deze verhalen opgeschreven. Om de bizarre, verdrietige en mooie herinneringen niet te verliezen. Maar vooral om mensen die pleegzorg overwegen te inspireren en te laten zien hoe geweldig pubers zijn.
Met de lezers van iHUB ontwikkelplein deelt auteur Kim Postma alvast een deel van de ervaringen die ze heeft opgeschreven én een aantal exclusieve fragmenten uit het boek dat in de Week van de Pleegzorg officieel verschijnt.
Pleegouder worden: doen of niet?
Kim: ‘René was meteen al overtuigd dat we het moesten doen. Het was ook zijn idee: hij werkte een tijdje bij Bureau Jeugdzorg en de verdrietige verhalen die hij langs zag komen, raakten hem. Maar ik ben niet altijd zo zeker van mezelf en we hadden zelf geen kinderen. Dus ik dacht: kan ik dit wel? Hoe zijn mijn eigen ouders geweest? Hebben die wel het goede voorbeeld gegeven? Maar gelijk na de eerste keer was die twijfel weg. Ik wist dat we dit met z’n tweeën konden. Je leert hoe het moet door het gewoon maar te doen.’
‘Wat ik ook spannend vond van tevoren, was hoe het zou zijn om een deel van onze privacy op te moeten geven. Want er komt iemand binnenstappen die er 24 uur per dag is. Op een woonboot ook nog, waar nou ook weer niet zoveel extra ruimte is. Ik was wel benieuwd hoe dat zou gaan, voor onszelf maar ook voor de kinderen.’
Foto kim en René: Sake Rijpkema
‘De eerste paar dagen hoef je niks’
Kim: ‘Het eerste wat wij tegen die kids zeiden als ze aan boord kwamen, was: ‘De eerste paar dagen hoef je niks. Je hoeft niet te helpen in het huishouden, niet te praten, je mag gewoon lekker naar je kamer als je dat wil’. Die paar dagen rust hadden de meesten echt wel nodig. Daarna kwamen ze vaak uit hun holletje gekropen en lekker bij ons aan tafel zitten. Dat was voor ons ook heel leuk. Je moet toch een beetje van ze gaan houden en dat gaat nou eenmaal makkelijker als ze zich een beetje gaan openstellen.’
‘Maar: hoe ontzettend leuk we het ook vonden, het was ook fijn om in de tussenpozen even geen kinderen te hebben en samen uit te kunnen blazen. Ik vond het geruststellend om te weten dat het steeds tijdelijk was.’
Hechten en weer loslaten: wat is een goede balans?
Kim: ‘Van de ene kant moet je van de kinderen gaan houden, maar je moet je niet aan ze gaan hechten, want ze gaan weer weg. En het is óók niet de bedoeling dat zij zich meer aan jou gaan hechten dan aan hun ouder of ouders. Die balans is lastig. Hoe ik daar mee omging, en ik denk René ook, was door te beseffen dat als het echt klikte met die kids, we ze niet uit het oog zouden verliezen. En dat is ook niet gebeurd.’
‘De eerste jongen die we kregen was vier toen hij bij ons kwam en hebben we later opnieuw opgevangen. Die ken je dan zo lang, hij voelt toch wel bijna als een eigen kind.’
Een thuis zonder geschreeuw
René schrijft in het boek: ‘Geen enkele van onze kids kwam uit een compleet gezin. Vaak gescheiden ouders. Vaak een vader die zich niet meer laat zien. Het zijn doorgaans gezinnen met een weinig goede financiële positie. Gestreste moeders die niet of nauwelijks met hun kinderen op vakantie (kunnen) gaan. Het enige wat deze kinderen van hun thuissituatie meekrijgen is een grote afkeer van geschreeuw en gescheld.’
Kim: ‘René zei altijd: die kinderen komen bij ons in één keer tot stilstand, alsof ze een zandbak in rennen. In één keer is het stil en oooersaai, haha! Dat was vreselijk voor ze in het begin: we hebben niet eens televisie! Maar al heel snel bleek dan dat ze het eigenlijk heerlijk vonden en dat ze helemaal tot rust kwamen. Ik denk dat dat gevoel van een warm thuis ook het meest waardevolle is wat je de kinderen kunt bieden.’
Forensische pleegzorg: een jeugdcrimineel in huis
René: ‘Toen we later van Spirit te horen kregen dat een forensische plaatsing op handen was en dat het om ene Eric-Jan uit Purmerend ging, zijn we even gaan googelen. We kwamen hem snel tegen. Hij had twee keer meegedaan aan een gewapende overval. Een keer op een benzinestation en de tweede en laatste keer bij een elektronicazaak.’
Kim: ‘Ik ben nooit bang geweest. Ik denk dat als je echt bang bent dat er iets misgaat, deze forensische vorm van pleegzorg niet gaat werken.’
(Forensische pleegzorg is een vorm van pleegzorg voor jongeren die voor het eerst verdacht worden van een strafbaar feit en tot op heden in voorlopige hechtenis (gevangenis) verblijven – red.)
‘Ik geloof ook heel erg in het goede van de mens, dat is ook wel een belangrijke. René had dat ook. Ik geloof wel dat kinderen ‘slecht’ kunnen worden maar dat niet per se van zichzelf zijn. We waren ervan overtuigd dat als je kinderen vertrouwen geeft en respectvol benadert, je dat ook terugkrijgt. En dat was ook zo.’
Pleegouders van pubers: hoe ga je om met intimiteit?
René: ‘De herhaalde metamorfose van kind naar vrouw en van vrouw naar kind hoort natuurlijk bij puberende meiden. En als het je eigen dochter betreft, groei je daar als vader naartoe. Vermoed ik. Voor mij is het wel even wennen. Na Laila krijgen we nog drie meiden. De deur van de badkamer in onze boot sluit aan op de woonkamer. Als die meiden dan ’s ochtends uit de badkamer komen in half ontblote staat zit ik altijd intensief naar het plafond te kijken.’
Kim: ‘Je leert aanvoelen hoe je daar het beste mee om kunt gaan. Dat geldt ook voor aanrakingen, zoals een aai over de bol of een knuffel voor het slapen gaan. Bij elk kind is dat anders: sommige kinderen zijn zo getraumatiseerd dat je ze helemáál niet kan aanraken. Dat weet je niet van tevoren. Bij pubermeiden is het wat lastiger dan bij jongens. Jongens zijn als puber nog wat ‘jonger’, die vonden een aai over de bol vaak toch nog wel prettig.’
Een deurpost met potloodstreepjes
Kim: ‘Wat ik het meest waardevol vind na al die jaren? Dat er met heel veel kinderen nog contact is. Dat vind ik echt heel erg leuk. Dan komen ze hier binnen en rennen ze gelijk door naar de deurpost waar we met potloodstreepjes hun lengtes hebben bijgehouden. ‘Kijk, ik ben zo groot worden!’ – of ze nou 16 zijn of 23, dat is het eerste wat ze doen. En dat ze nog steeds dat gevoel van geborgenheid ervaren, dat we ze dat echt hebben kunnen geven. Dat ontroert me elke keer als er weer eentje de boot binnenstapt.’
Boek verschijnt in Week van de Pleegzorg
In de Week van de Pleegzorg, op vrijdag 2 november 2018, overhandigt Kim Postma een exemplaar van het boek ‘Laat maar komen’ aan de burgemeester van Amsterdam, Femke Halsema. Nieuwsgierig naar de ervaringen van pleegouders Kim en René? Het boek is te bestellen bij uitgeverij Scriptum.
De namen van de kinderen in het boek zijn omwille van hun privacy gefingeerd.